woningbouw
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: woningbouw (hulp, bestand)
Woordafbreking
- wo·ning·bouw
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van woning zn en bouw zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woningbouw | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de woningbouw m
- het bouwen van woningen
Afgeleide begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord woningbouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.