Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wolk·loos
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van wolk met het achtervoegsel -loos
stellend
onverbogen wolkloos
verbogen wolkloze

Bijvoeglijk naamwoord

wolkloos

  1. (dichterlijk) met een blauwe hemel, zonder wolken
    • Wolkloos welfde zich de lichte hemel boven hun hoofden, en bladstil strekte zich het smaakvol aangelegd plantsoen aan hun voeten  [1]
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen