• wit·boek
enkelvoud meervoud
naamwoord witboek witboeken
verkleinwoord

het witboeko

  1. boek met optimistische inhoud over alle goede dingen die al gebeuren of in de toekomst zullen gaan gebeuren
  2. een document dat beschrijft hoe overheidsbeleid, een technologie, en/of product een specifiek probleem oplost
    • Er is lang uitgekeken naar de presentatie van de blauwdruk, het witboek genoemd, waarin talloze onderwerpen worden aangesneden. De Schotse regering streeft naar onafhankelijkheid in 2016, als het referendum groen licht geeft. [2] 
    • D66 presenteerde ook nog het Witboek Onderwijs, met ideeën voor beter onderwijs die de partij opdeed tijdens een tour langs scholen en op een speciale website. Daarin wordt gepleit voor meer inspraak van leerlingen in het mbo en voor een jeugdleesplan, waarin scholen, bibliotheken en gemeenten samenwerken om kinderen beter te leren lezen. [3] 
    • Deze verhalen worden gebundeld in een witboek en na de Tweede Kamerverkiezingen aangeboden aan politiek Den Haag ter inspiratie en als leidraad voor de ouderenzorg in Nederland. Alle ouderen, mantelzorgers en medewerkers in de zorg worden opgeroepen hun bijdrage te doen. [4] 
81 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[5]