Nederlands

 
Skelet
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • win·ter·rog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord winterrog winterroggen
verkleinwoord winterroggetje
winterrogje
winterroggetjes
winterrogjes

Zelfstandig naamwoord

de winterrogm

  1. (kraakbeenvissen) Leucoraja ocellata   een rog uit de familie Rajidae  . Deze kraakbeenvis komt voor in kustwateren met een grind- of zandbodem, in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan van labrador tot Zuid-Carolina. De winterrog is bij 70 cm geslachtsrijp en kan meer dan een meter lang worden. Jonge winterroggen lijken op de kleine rog. De winterrog heeft een groot aantal donkere stippels op de rug en op beide kanten van op de rug één tot vier grotere, donkerbruine stippels met een lichte rand ('ogen'). De onderzijde is wit, soms lichtbruin vlekkerig (wat bij meer roggensoorten voorkomt)
Hyperoniemen


Gangbaarheid

Meer informatie