• winst·de·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord winstdeling winstdelingen
verkleinwoord

de winstdelingv

  1. het mee laten delen in de winst van een onderneming door de werknemers
    • De achterban stemde donderdagavond in met een loonverhoging van 3,5%, een verbeterde winstdelingsregeling en een vrijwillige vertrekregeling, die KLM had voorgesteld. In ruil daarvoor gaat de purser meewerken in de cabine, iets dat gedurende anderhalf jaar leidde tot een geschil tussen de stewardessen en de KLM-directie.[2] 
    • „En private equity-managers ontvangen, naast de gebruikelijke winstdeling, vaak ook nog een percentage van het ingelegde kapitaal, ongeacht hoe het fonds presteert. Deze prikkel zou fondsmanagers kunnen verleiden een zo groot mogelijk fonds te creëren”, zegt De Lange.[3] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf YTEKE DE JONG 11 jan. 2018
  3. de Telegraaf EDWIN VAN DER SCHOOT 05 jan. 2018