winning
- win·ning
- Naamwoord van handeling van winnen met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | winning | winningen |
verkleinwoord | winninkje | winninkjes |
de winning v
- het winnen (van delfstoffen) of de vervaardiging
- aardgaswinning, broodwinning, geldwinning, kostwinning, landwinning, steenkolenwinning, steenkoolwinning, waterwinning, zandwinning, zoutwinning
1.
- Het woord winning staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "winning" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
winning
- onvoltooid deelwoord van win
winning
- gerundium van win