wildreservaat
  • wild·re·ser·vaat
enkelvoud meervoud
naamwoord wildreservaat wildreservaten
verkleinwoord

het wildreservaato

  1. afgeschermd gebied waarin wilde dieren worden beschermd tegen jagers en andere mensen
     Een cocktail van al die rommel in een verdovingspatroon afgevuurd vanuit een helikopter boven een wildreservaat, en de hondsdolle olifant met de door cariës aangetaste slagtand zou onmiddellijk door zijn knieën gaan en met wapperende oren kapseizen, gereed om zich door een tandarts op safari te laten behandelen.[2]
     Stropers hebben in Tanzania een Britse helikopterpiloot doodgeschoten. De man werkte voor een natuurbeschermingsorganisatie en kreeg vrijdag tijdens een vlucht over een wildreservaat een groep stropers in het vizier. Toen hij dichterbij kwam, openden die het vuur op de helikopter.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  3.   Weblink bron “Stropers schieten helikopterpiloot uit de lucht” (31-01-2016), NOS