wijwaterbak
  • wij·wa·ter·bak
enkelvoud meervoud
naamwoord wijwaterbak wijwaterbakken
verkleinwoord wijwaterbakje wijwaterbakjes

het wijwaterbako [1]

  1. (religie) vat met gezegend water waarin men de vingers kan dopen voordat men een kruisteken maakt
     „De wijwaterbak zou wel eens een bron van besmetting kunnen zijn”, stelde Honings, pastoor van het cluster Roerstreek met kerken in Posterholt, Vlodrop, Montfort, Sint-Odilienberg, Melick en Herkenbosch. Hij riep de kerkgangers verder op zich te[2]
     Hij was het binnenste toen te gemoet geloopen, de stoeptrap op en was bij de wijwaterbak blijven staan.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Angelique Kunst
    “Protestantse kerk wil aparte kelken tegen griepbesmetting” (05-08-2009), Tubantia
  3. “Jaap” (1923), Saga, ISBN 9788728433294