• wie·ler·klas·sie·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord wielerklassieker wielerklassiekers
verkleinwoord

de wielerklassiekerm

  1. (wielrennen) een wielerwedstrijd die al vele jaren wordt georganiseerd; een wielerwedstrijd die die titel heeft gekregen van de sporters, de pers en het publiek
     Het vuurwerk zit niet alleen in de staart. Tijdens de elfde etappe rijden de renners zo'n 35 kilometer over onverharde grindwegen in de Toscaanse wijnstreek rondom Montalcino. Hiermee wordt de wielerklassieker Strade Bianche verwerkt in een Giro-etappe.[2]
     Goedemorgen! Vandaag vindt een demonstratie tegen het coronabeleid plaats in het centrum van Amsterdam, en onder anderen Mathieu van der Poel komt in actie tijdens de wielerklassieker Parijs-Roubaix.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Zonder uitgesproken favoriet, maar met Groenewegen en Evenepoel begint de Giro” (Vrijdag 7 mei 2021, 16:00), NOS
  3.   Weblink bron “Wekdienst 3/10: Protestmars in Amsterdam • Wielerklassieker Parijs-Roubaix” (Zondag 3 oktober 2021, 07:31), NOS