Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • we·zen·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wezenheid wezenheden
verkleinwoord wezenheidje wezenheidjes

Zelfstandig naamwoord

de wezenheidv

  1. wezen, essentie
  2. iets dat wezen bezit, een bestaand ding, iets dat bestaat, entiteit
  3. het bestaan, het zijn, existentie
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

32 % van de Nederlanders;
42 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be