werkdek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- werk·dek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van werken ww en dek zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | werkdek | werkdekken |
verkleinwoord | werkdekje | werkdekjes |
Zelfstandig naamwoord
het werkdek o
- (scheepvaart) vrij stuk dek op een schip waar men werkzaamheden kan verrichten
- ▸ Op het schip, dat voor onderhoud in Velsen lag, werkte tachtig man servicepersoneel, onder wie lassers en zes brandwachten. Toen op het derde werkdek de eerste brand begon, moesten zij, vertelt één van hen, direct van boord.[1]
Vertalingen
1. (scheepvaart) vrij stuk dek op een schip waar men werkzaamheden kan verrichten
Gangbaarheid
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "werkdek" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[2] |
- Het woord 'werkdek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Kritiek blussen brand in Velsen” (2 februari 2007), Het Parool
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be