• werk·da·dig
stellend
onverbogen werkdadig
verbogen werkdadige
partitief werkdadigs

werkdadig [1]

  1. ween gewenst resultaat veroorzakend
     Sypol eist ook de mogelijkheid voor politieagenten om na 34 jaar dienst op pensioen te kunnen vertrekken. Het zou utopisch zijn om van een officier van 65 jaar te eisen performant en werkdadig te zijn, luidde het.[2]
  1. effectief, praktisch, vruchtbaar, werkzaam
35 % van de Nederlanders;
52 % van de Vlamingen.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Sypol wil politie” (23/01/2008), De Standaard
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be