werkbroek
- werk·broek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | werkbroek | werkbroeken |
verkleinwoord |
- (kleding) een stevige broek die je draagt als je zwaar en vuil werk moet doen
- Beeldbepalende onderdelen van dit uniform in donkerblauwe kleur met felle gele strepen zijn; de cap, de polo en all weatherjacket, een werkbroek (worker) en hoge schoenen. De manier waarop een politieagent (m/v) zich presenteert zegt iets over de kwaliteit van het politiewerk.[2]
- Pier Eringa lijkt me een leuke man. Hij poseerde in de Volkskrant (Economie, 27 augustus), inclusief laarzen, overhemd en een rommelige werkbroek. Hij zit duidelijk op zijn plaats als baas van ProRail. Intern pookt hij zijn tent fors op. En extern geeft hij ProRail langzamerhand een betrouwbaar imago.[3]
- Het woord werkbroek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "werkbroek" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf 04 jan. 2018
- ↑ Volkskrant Wim Derksen 30 augustus 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be