wensput
- wens·put
- samenstelling van wens en put
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wensput | wensputten |
verkleinwoord | wensputje | wensputjes |
de wensput m
- (folklore) put waaraan men een verlangen kan toevertrouwen, in de hoop dat dit helpt bij de vervulling van dat verlangen
- Hendrik wierp een muntje in de wensput en deed een wens.
- ▸ Een paar jaar geleden was zijn andere zoon ongeneeslijk ziek. Ghollani maakte een bedevaart naar de moskee, krabbelde zijn hartewens op een briefje en gooide het in de speciale wensput. „Daarna werd mijn zoon beter. Het is een wonder.”[1]
- Het woord wensput staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wensput" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Thomas Erdbrink“Ach Mahdi, kunt u niet even komen? Een minuut?” (11 september 2006) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be