waternood
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wa·ter·nood
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | waternood | waternoden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de waternood m
- situatie waarbij er een tekort is aan (drink)water
- ▸ Twente worstelt met waternood: Er moet op korte termijn een oplossing komen voor het dreigende tekort van 5 tot 7 miljoen kuub drinkwater per jaar in Twente. De provincie Overijssel wijst daarom voor eind dit jaar nieuwe locaties in Twente aan voor waterwinning.[2]
- zeer nodig moeten urineren; hoge nood
Synoniemen
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord waternood staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Twente worstelt met waternood” (18-07-2016), Tubantia