Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wa·ter·ge·brek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord watergebrek
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het watergebreko

  1. het minder water hebben dan nodig is
     Nog geen watergebrek: Boeren in Overijssel hoeven zich voorlopig nog niet druk te maken over een gebrek aan water. Volgens akkerbouwer en lelieteler Marcel Markhorst is er momenteel nog genoeg oppervlaktewater aanwezig. Dat zei hij tegen RTV Oost.[2]
     Miljoenen Somaliërs zijn verzwakt door de voedselcrisis in het land. Oogst na oogst is mislukt door droogte. De veestapel is gehalveerd, dieren zijn bezweken aan watergebrek, honger en de hitte. Voor de mensen ziet het er niet veel beter uit.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Droogte in Nederland: hitteschouw op het spoor en zomersmog in zuidoosten” (05-07-2018), NOS
  3.   Weblink bron “Hulptekort: hongerend Somaliland moet vooral zichzelf helpen” (20-03-2017), NOS