wateremmer
  • wa·ter·em·mer
enkelvoud meervoud
naamwoord wateremmer wateremmers
verkleinwoord wateremmertje wateremmertjes

de wateremmerm [1]

  1. (huishouden) bak met een hengsel voor het bewaren en verplaatsen van water
     Hij leî zijn lantaren even te rusten en nam het zeemelapje dat naast hem in de wateremmer lag verslobberd, wrong het goed uit en veegde het zwart nog eens schoon.[2]