waterdoorlatendheid
- wa·ter·door·la·tend·heid
afleiding van waterdoorlatend met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | waterdoorlatendheid | waterdoorlatendheden |
verkleinwoord |
- de mate waarin iets water kan doorlaten
- De contouren van de wallen en de grachten werden zo duidelijk zichtbaar omdat de waterdoorlatendheid van die plekken beter is dan op onaangeroerde plekken: het gewas dat er boven groeit krijgt meer vocht. Tijdens de extreem droge zomer van 2003 waren de 'groene' contouren van de linie zichtbaar in het gewas. [2]
- het niet waterdicht zijn
1. de mate waarin iets water kan doorlaten
- Het woord 'waterdoorlatendheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 03-01-08 Groenlo geen tweede Bourtange