• wang·zak
enkelvoud meervoud
naamwoord wangzak wangzakken
verkleinwoord wangzakje wangzakjes

de wangzakm

  1. (zoötomie) flexibel deel van de huid aan de zijkanten van de kop dat door bepaalde zoogdieren wordt gebruikt om voedsel op te slaan
    • Televisiebioloog Freek Vonk is in het Volcanoes National Park in Rwanda nog geen gorilla's tegengekomen maar is uiteraard mega enthousiast over de gouden meerkat. Het dierenweetje van de dag: deze aap kan in de wangzak net zo veel voedsel kwijt als in de maag. [2] 
  2. (anatomie) ruimte tussen het gebit en de wang
    • "Ook hebben we vastgesteld dat tijdens de laatste levensfase van de patiënt, als de patiënt slikklachten ervaart, epileptische aanvallen goed behandeld kunnen worden met anti-epileptica in de vorm van druppels in de wangzak of neusspray." [3] 
93 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[4]