wandaad
- wan·daad
- samenstelling van wan bn "verkeerd" en daad zn "handeling" , in de betekenis van ‘slechte daad’ voor het eerst aangetroffen in 1790 [1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wandaad | wandaden |
verkleinwoord | wandaadje | wandaadjes |
de wandaad v
- een misdaad, een slechte of gruwelijke handeling
- Wie dieren pijn doet voor zijn plezier begaat een wandaad.
1. een misdaad, een slechte of gruwelijke handeling
- Het woord wandaad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wandaad" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ wandaad op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "wandaad" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be