• wan·be·ta·ler
enkelvoud meervoud
naamwoord wanbetaler wanbetalers
verkleinwoord

de wanbetalerm

  1. persoon of organisatie die rekeningen niet of slecht betaalt
    • De gemeente Rotterdam ging in 2010 willens en wetens in zee met een notoire wanbetaler bij de verhuur van het pand van voormalig poppodium Waterfront. De grootscheepse fraude die volgde, en die de gemeente miljoenen heeft gekost, had voorkomen kunnen worden. Dat blijkt uit een rapport in bezit van NRC. [2] 
100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC L. Mascini & E. Jorritsma 7 maart 2017
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be