• wal·len·kant
enkelvoud meervoud
naamwoord wallenkant wallenkanten
verkleinwoord

de wallenkantm

  1. de vaste grond naast een gracht of kanaal
     Honderden zwermden er verderop uit over de schuine wallenkant van de Singelgracht, om straks toch maar zo dicht mogelijk bij de boot te kunnen komen, die momenteel uit het donker onder de brug tevoorschijn gleed.[1]
     In 1996 voer de botenparade – bestaande uit 24 deelnemers – voor het eerst door de Amsterdamse grachten. Beduusde heterogezinnen keken toe vanaf de wallenkant. Er zal een lichte angst voor vulgariteit hebben gehangen, al had de gemeente Amsterdam een zedelijkheidseis opgelegd aan de toenmalige organisatie.[2]
  1. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij  , ISBN 9789023467014
  2.   Weblink bron
    Kevin van Vliet
    “Gay pride, gegijzeld door commercie en politiek” (29/07/2015), HP de Tijd