• wa·gen·smeer
enkelvoud meervoud
naamwoord wagensmeer wagensmeren
verkleinwoord - -

wagensmeer m, o

  1. vettige stof die gebruikt wordt om bewegende mechanische delen te smeren
      Sommigen van onze lezers zouden meenen, dat thans Samue! voor dien dag een voldoend gebruik gemaakt had van olieachtige zelfstandigheden; volstrekt niet, onze vriend maakte de noodige toebereidselen om aardappelen naar de markt te brengen, en éen of twee wielen van zijn wagen piepten zoo verschrikkelijk, dat hij zijn potje wagensmeer tevoorschijn haalde en de naaf eens goed besmeerde.[1]
  1.   Weblink bron “De druppel olie” (1901), Höveker & Wormser