Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wacht·lo·kaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wachtlokaal wachtlokalen
verkleinwoord wachtlokaaltje wachtlokaaltjes

Zelfstandig naamwoord

het wachtlokaalo

  1. ruimte waar men tijdens het wachten kan verblijven
     Met wat getelefoneer lukt het me toestemming van de lokale autoriteiten te krijgen om in een blauw geverfd wachtlokaal van de politie aan de Vliegeniersboulevard de van staatswege bevolen ontnuchtering van nabij te bestuderen.[1]
     In totaal is er plaats voor 49 ‘groene’ vaartuigen. De gemeente zorgt voor oplaadpunten voor de elektrobootjes en voor haken en ladders om eventuele drenkelingen uit het water te halen. Wachtlokalen of loketten voor kaartverkoop komen er niet, aldus de gemeente.[2]
  2. ruimte waar de bewaking is gestationeerd
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact  , ISBN 9789045024875
  2.   Weblink bron “‘Groene’ bootjes in Utrechtse grachten” (29 januari 2013), Reformatorisch Dagblad