Nederlands

 
vuurtang
Uitspraak
Woordafbreking
  • vuur·tang
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vuurtang vuurtangen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vuurtangv / m

  1. een tang waarmee men hete voorwerpen kan manipuleren zonder zich te branden
    • Ook is een deel van de kombuis in het schip aangetroffen, bestaande uit een stookplaats van gietijzeren haardplaten met daaraan vastgekoekt een rooster voor pannen en een vuurtang. [2] 
    • De mensen warmden er hun voeten aan en hingen hun kleren er voor te drogen.'' Die stoof dus, waarbij de vuurtang met een haak aan de stoofleuning hing, waar de kolenbak naast stond en waar het zo gezellig warm was in de buurt, daar willen ze in Leuven het fijne van weten. Eigenaars van een Leuvense stoof en kenners allerhande weten dus wat gedaan. [3] 
Hyperoniemen
Meroniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen