vroegwijs
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vroeg·wijs
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vroeg bn en wijs bn
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | vroegwijs | vroegwijzer | vroegwijst |
verbogen | vroegwijze | vroegwijzere | vroegwijste |
partitief | vroegwijs | vroegwijzers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
vroegwijs [1]
- op jonge leeftijd al veel levenservaring hebbend
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord vroegwijs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vroegwijs" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be