• vrij·met·se·laar
enkelvoud meervoud
naamwoord vrijmetselaar vrijmetselaars
vrijmetselaren
verkleinwoord vrijmetselaartje vrijmetselaartjes

de vrijmetselaarm [3]

  1. (filosofie) lid van een vrijmetselaarsorde die zich o.a. bezig houdt met vrijmetselarij
96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]