vriezeman
- vrie·ze·man
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vriezeman | |
verkleinwoord | vriezemannetje | vriezemannetjes |
de vriezeman m
- (folklore) personificatie van de vrieskou
- ▸ De vriezeman (de vorst) zit buiten, hij zal u pakken.[2]
- Vriezeman heeft op straat gezeten
en hij heeft in mijne neus gebeten.
Mijn neus ziet rood, rood, rood,
‘k wens de vriezeman dood, dood, dood.
- Het woord vriezeman staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Op Sprietkasteel. Een menschenleven. in: Groot Nederland., jrg. 20 nr. (1922), Van Holkema & Warendorf, Amsterdam, p. 44