1. Een vriezeman geschilderd door G. Nogari  
  • vrie·ze·man
enkelvoud meervoud
naamwoord vriezeman
verkleinwoord vriezemannetje vriezemannetjes

de vriezemanm

  1. (folklore) personificatie van de vrieskou
     De vriezeman (de vorst) zit buiten, hij zal u pakken.[2]
  • Vriezeman heeft op straat gezeten
    en hij heeft in mijne neus gebeten.
    Mijn neus ziet rood, rood, rood,
    ‘k wens de vriezeman dood, dood, dood.
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron Op Sprietkasteel. Een menschenleven. in: Groot Nederland., jrg. 20 nr. (1922), Van Holkema & Warendorf, Amsterdam, p. 44