vospaard
- vos·paard
- samenstelling van vos zn en paard zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vospaard | vospaarden |
verkleinwoord | vospaardje | vospaardjes |
- (paardrijden) een roodbruin gekleurd paard
- ▸ Hij wist dit en daarom wachtte hij met meer geduld op wat komen ging dan zijn paarden (vooral geduldiger dan het bijdehandse vospaard, Sokol, dat onrustig met zijn voet krabde en op het bit kauwde).[2]
- Het woord 'vospaard' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1