• vos·paard
enkelvoud meervoud
naamwoord vospaard vospaarden
verkleinwoord vospaardje vospaardjes

het vospaardo [1]

  1. (paardrijden) een roodbruin gekleurd paard
     Hij wist dit en daarom wachtte hij met meer geduld op wat komen ging dan zijn paarden (vooral geduldiger dan het bijdehandse vospaard, Sokol, dat onrustig met zijn voet krabde en op het bit kauwde).[2]