• voor·voe·len

voorvoelen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
voorvoelen
voorvoelde
voorvoeld
zwak -d volledig
  1. verwachten hoe iets in de toekomst zal gaan
    • Hedwiges Maduro voorvoelt dat de Eredivisie afstevent op een spectaculaire ontknoping.[1] 
    • Toch kon Juliette niet alleen blijven dansen, want het bestaan in New York was duur. „Ik moest naast mijn studie gaan werken om mijn lening terug te kunnen betalen en ging naast dans ook nog economie studeren. Dat is uiteindelijk mijn redding geweest. Het lijkt wel alsof ik voorvoelde dat ik niet zou kunnen blijven dansen.”[2] 
    • In Privé laten we deze week Diana’s testament zien, het is de laatste wil van een vrouw die voorvoelde dat zij jong zou sterven. En dat is, twintig jaar na dato, nog steeds het grootste thema rond haar dood: was het wel een ongeluk?[3] 
     Maar het was alsof oma iets had voorvoeld.[4]
  1. de Telegraaf 08 dec. 2017
  2. de Telegraaf ANNE-FLORE MULLER 05 dec. 2017
  3. de Telegraaf 30 aug. 2017
  4. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767