Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·voel·de

Werkwoord

vervoeging van
voorvoelen

voorvoelde

  1. enkelvoud verleden tijd van voorvoelen
    • Ik voorvoelde. 
    • Jij voorvoelde. 
    • Hij, zij, het voorvoelde. 
  2. verbogen vorm van voorvoeld, voltooid deelwoord van voorvoelen