• voor·uit·be·ta·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord vooruitbetaling vooruitbetalingen
verkleinwoord

de vooruitbetalingv

  1. (economie) een bedrag dat men betaalt voordat de goederen geleverd zijn
     Als bewijs daarvoor had de boer uit Vislo-oechovo honderd roebel in papiergeld bij zich (hij wist niet dat het vals was) die hij als vooruitbetaling voor zijn hooi had gekregen.[2]
     Begin mei dreigde Gazprom Oekraïne in juni minder gas te leveren als het land deze maand geen vooruitbetaling doet.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron “Rusland: Oekraïne betaalt gas niet” (30-05-2014), NOS