Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·stad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voorstad voorsteden
verkleinwoord voorstadje voorstadjes

Zelfstandig naamwoord

voorstad m/v

  1. (aardrijkskunde) plaats die door verstedelijking als deel van het bebouwd gebied rondom een grotere stad wordt beschouwd
     Voor het eerst trok de gewone man naar het zuiden, in zijn net aangeschafte 2 CV, Renault Dauphine of Simca Aronde - en een decennium later in een Citroën Ami of Peugeot 404. 'Parijs wordt een buitenwijk van Valence, een voorstad van Saint-Paul de Vence', zong Charles Trenet in 1955 in zijn klassieker Route Nationale 7.[2]
     Ondertussen trok de industriële voorstad van San Diego aan ons voorbij.[3]
  2. (geschiedenis) buiten de stadsmuren gelegen bebouwing van een stad

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Peter Giesen
    “Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be