Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voorst
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen voorst
verbogen voorste

Bijvoeglijk naamwoord

voorst

  1. meest vooraan, eerder dan alle andere
    • Wij stonden in het voorst gelid
      Niet een streed zo als hij.[1]
       
     Dan heeft deze auto ook nog het Style+ pakket (€426) dat bestaat uit chromen sierlijsten, vermoeidheidsherkenning, chromen sierlijsten op de portieren, gekleurde panelen in het dashboard en het dak én de voorste raamstijl en de spiegelkappen in een afwijkende kleur.[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord voorst -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

voorst o

  1. (verouderd) begin
    «Het voorst van de 16e eeuw.»
    Het begin van de 16e eeuw.

Gangbaarheid

70 % van de Nederlanders;
46 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Mooi Elsje.
    De zangeres zonder naam
  2.   Weblink bron
    Niek Schenk
    “Test Volkswagen T-Roc: modepop” (23-06-2018), Tubantia
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be