• voor·post
enkelvoud meervoud
naamwoord voorpost voorposten
verkleinwoord

de voorpostm

  1. (militair) een ver naar voren staande uitkijkpost ook gebruikt voor burgerlijke organisaties
    • In Palermo besteedt het koningspaar, dat wordt vergezeld door minister Bert Koenders van Buitenlandse Zaken, aandacht aan het migratieprobleem waarmee Sicilië als Italiaanse voorpost in de Middellandse Zee te maken heeft. Duizenden migranten uit Afrika en het Midden-Oosten proberen met meestal gammele bootjes Europa te bereiken en komen doorgaans eerst op Sicilië terecht.[2] 
    • "Met 65.000 mensen per dag en drie campings is Pinkpop een stad op zich. In elke stad krijgen ze elke dag wel een paar mensen een blaasontsteking, buikpijn of andere klachten. Hier gebeurt dat ook."Om mensen met gezondheidsproblemen snel te kunnen helpen, is op het terrein een voorpost van het regionale ziekenhuis aanwezig, inclusief huisartsenpost, eerstehulpverpleegkundigen en een aantal eigen ambulances.[3] 
  2. (figuurlijk) een filiaal van een bedrijf in het buitenland
    • Als de postbusbedrijfjes al actief zijn zou het moederconcern ervoor moeten zorgen dat de directie goed grip houdt op wat in de voorpost in het andere land gebeurt.[4] 
91 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 21 jun. 2017
  3. de Telegraaf 12 jun. 2016
  4. de Telegraaf 13 jul. 2017
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be