Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·on·der·stel·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vooronderstellen
vooronderstelde
voorondersteld
zwak -d volledig

Werkwoord

vooronderstellen

  1. overgankelijk vooraf voor waar aannemen van een stelling om hiermee tot een conclusie te komen
    • Verantwoordelijkheid voor eigen gedrag vooronderstelt een zekere keuzevrijheid. 
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen