• voor·on·der·stel·de
vervoeging van
vooronderstellen

vooronderstelde

  1. enkelvoud verleden tijd van vooronderstellen
    • Ik vooronderstelde. 
    • Jij vooronderstelde. 
    • Hij, zij, het vooronderstelde. 
  2. verbogen vorm van voorondersteld, voltooid deelwoord van vooronderstellen