vooronderstelde
- voor·on·der·stel·de
vervoeging van |
---|
vooronderstellen |
vooronderstelde
- enkelvoud verleden tijd van vooronderstellen
- Ik vooronderstelde.
- Jij vooronderstelde.
- Hij, zij, het vooronderstelde.
- Ik vooronderstelde.
- verbogen vorm van voorondersteld, voltooid deelwoord van vooronderstellen