(klemtoonhomogram)

  • voor·ko·men·de

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

vervoeging van: voorkomen
verbogen vorm: voorkomendee

vóórkomende

  1. verbogen vorm van voorkomend, het onvoltooid deelwoord van vóórkomen
    • Het was een saai spel omdat een eenmaal voorkomende ploeg op den duur bijna altijd won. 
    • De sperwer en de buizerd zijn in Nederland voorkomende roofvogels. 

vóórkomende

  1. verbogen vorm van de stellende trap van voorkomend, met de klemtoon op "voor-"
    • Hij heeft alle voorkomende problemen op een rij gezet. 
vervoeging van: voorkomen
verbogen vorm: voorkomendee

voorkómende

  1. verbogen vorm van voorkomend, het onvoltooid deelwoord van voorkómen
  2. bijwoordelijk gebruikt
    • Hij rukte het kind van de rails, zo een ernstig ongeluk voorkomend. 

voorkómende

  1. verbogen vorm van de stellende trap van voorkomend, met de klemtoon op "-kom-"
    • De klant was tevreden over de voorkomende manier waarop zij werd ontvangen.