• voor·ge·borch·te
enkelvoud meervoud
naamwoord voorgeborchte -
verkleinwoord - -

het voorgeborchteo [3]

  1. (religie) (in de rooms-katholieke theologie) het verblijf van de zielen die, buiten persoonlijke schuld om, na het sterven niet toegelaten worden tot de hemelse glorie van Christus en ook niet naar de hel of het vagevuur gezonden worden
55 % van de Nederlanders;
67 % van de Vlamingen.[4]