voetveeg
- voet·veeg
- In de betekenis van ‘iem. die alles moet verduren’ voor het eerst aangetroffen in 1561 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voetveeg | voetvegen |
verkleinwoord | voetveegje | voetveegjes |
- deurmat waaraan mensen hun schoenen schoonvegen voor ze het huis ingaan
- (figuurlijk) iemand die helemaal onderaan de maatschappelijke ladder staat en alles van iedereen moet verdragen
- Het bastaardkind (Jacob Jutte) blijft bijna elke scène in beeld. Hij kijkt toe hoe zijn vader als voetveeg wordt behandeld en hoe zijn moeder door andere vrouwen wordt uitgesloten.[3]
- De vrouw raakt geïntrigeerd door de zwijgzame indringer en reconstrueert zijn verhaal. Ook zij heeft het nodige te verduren gehad. Haar enige zoon is in de oorlog gestorven en haar man behandelt haar als voetveeg.[4]
- [2] pispaal
- een voetveeg zijn
iemand die vervelende klusjes moet doen
- iemands voetveeg zijn
het slaafje zijn van iemand
- Het woord voetveeg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voetveeg" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "voetveeg" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Volkskrant Persis Bekkering 20 maart 2017
- ↑ Volkskrant Maarten Steenmeijer 1 oktober 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be