1. Tekening van een vlechttuin.[1]
  • vlecht·tuin
enkelvoud meervoud
naamwoord vlechttuin vlechttuinen
verkleinwoord vlechttuintje vlechttuintjes

de vlechttuinm

  1. (waterbeheer) opstaande rij palen op een zinkstuk met daardoorheen gevlochten rijshout, ter voorkoming van het afrollen van ballaststeen
     Het bovenvlak werd afgedekt met krammat of rijsbeslag met vlechttuinen.[1]
  1. 1,0 1,1   Weblink bron
    L.G. van Breen
    “Hollands'Rijshout” (1920), Oosterbaan en Le Cointre, Goes, p. 198
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).