viswinkel
- vis·win·kel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | viswinkel | viswinkels |
verkleinwoord | viswinkeltje | viswinkeltjes |
de viswinkel m
- (handel) zaak waar consumenten zeedieren kunnen kopen om op te eten
- Het woord viswinkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "viswinkel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be