• vi·raal
  • afgeleid van virus met het achtervoegsel -aal
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen viraal viraler viraalst
verbogen virale viralere viraalste
partitief viraals viralers -

viraal

  1. (medisch) door een virus veroorzaakt
  2. iets dat via het internet als een lopend vuurtje gaat
    • De door Böhmermann verspreide video ging viraal en werd ook opgepikt door de grote Duitse media. [1] 
94 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]