• vilt
  • In de betekenis van ‘stof van haren’ voor het eerst aangetroffen in 1091 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord vilt vilten
verkleinwoord viltje viltjes

het vilto

  1. (kleding) door langdurig bewerken verdichte wol
vervoeging van
villen

vilt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van villen
    • Jij vilt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van villen
    • Hij vilt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van villen
    • Vilt! 
vervoeging van
vilten

vilt

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van vilten
  2. gebiedende wijs van vilten
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]