vestiaire
- ves·ti·ai·re
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘garderobe’ voor het eerst aangetroffen in 1914 [1]
- uit het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vestiaire | vestiaires |
verkleinwoord |
- een plaats in een theater of andere openbare gelegenheid waar men zijn jas kan laten ophangen en een tas kan laten bewaren
- 'Rugzakken en handtassen in de vestiaire. Plastic beschermhoesjes rond de schoenen. Niets aanraken, niets fotograferen. Ja, u mag een pen en notitieblokje meenemen, maar let op dat uw pen nergens tegenaan zit. Sorry dat ik zo streng moet zijn, maar het is allemaal erg kwetsbaar.'[4]
- Bij de Matinee kwamen in plaats van statuszoekers mensen met liefde voor muziek die samen met hun jas ook inkopen van de HEMA in de vestiaire achterlieten.[5]
- Het woord vestiaire staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vestiaire" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "vestiaire" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ vestiaire op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Volkskrant LEEN VERVAEKE 14 september 2013,
- ↑ Volkskrant Lonneke Regter 3 september 2010
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be