• ver·vol·ma·king
enkelvoud meervoud
naamwoord vervolmaking vervolmakingen
verkleinwoord

de vervolmakingv

  1. het iets helemaal perfect maken
     Naar aanleiding van ons gesprek over mijn huiselijke aangelegenheden zei hij me: «De voornaamste plicht van een ware vrijmetselaar bestaat, zoals ik u heb gezegd, uit de vervolmaking van zichzelf.[2]
     "Ik denk dat een van de prioriteiten zal zijn het vertrouwen van de burger in de economie te herstellen en stabiliteit in Europa te creëren. Bijvoorbeeld door de verdere vervolmaking van de bankenunie. Daar is veel over gepraat in de afgelopen periode. Het gaat er om de komende tijd daar verder gestalte aan te geven.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron “"Griekenland prima voorzitter EU"” (08-01-2014), NOS