• ver·va·ging
enkelvoud meervoud
naamwoord vervaging vervagingen
verkleinwoord

de vervagingv

  1. vermindering van het contrast in afbeeldingen, waardoor die minder scherp worden en randen en details moeilijker zijn te onderscheiden
    • Toch is wat je voor je ziet in de refter wel degelijk indrukwekkend, precies door de dromerige vervaging en de lichte tinten van het tafereel. [1]
  2. (figuurlijk) minder duidelijk worden, vooral van begrippen en daarmee samenhangende grenzen (soms afkeurend bedoeld)
    • Het rapport constateerde een toenemende convergentie van de verschillende informatie- en communicatie-technologieën en een vervaging van de grenzen tussen omroep, telecommunicatie en kabeltelevisie. [2]
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]