verstouwen
- Geluid: verstouwen (hulp, bestand)
- ver·stou·wen
- Naamwoord van handeling van stouwen met het voorvoegsel ver-
verstouwen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verstouwen |
verstouwde |
verstouwd |
zwak -d | volledig |
- iets ergens anders opslaan
- heel wat te verstouwen hebben
- Volgens wetenschappers zal de hoeveelheid hemelwater die we te verstouwen krijgen nog verder oplopen.[2]
- Tijdens het partijcongres krijgt D66 een ellenlange lijst wijzigingsvoorstellen vanuit de leden te verstouwen. Uit de waslijst spreekt de ambitie de koers meer naar links te verleggen.[3]
- Het is de meest bittere pil denkbaar, voor de familie die de afgelopen weken zo veel te verstouwen kreeg. "Ivana is teruggekomen, maar niet op de manier waarop we gehoopt hadden," zegt Fred Agenjo, Ivana’s oom. Hij doet het woord nu Ivana’s vader dat niet kan. "Dat we juist vandaag voor het eerst naar Ivana kunnen kijken zorgt dat het een hele vreemde, dubbele kerst is."[4]
- Het woord verstouwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verstouwen" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf KOEN NEDERHOF 31 aug. 2017
- ↑ Telegraaf Lise Witteman 30 oktober 2016
- ↑ Tubantia Carla van der Wal 25 december 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be