versgebakken
- vers·ge·bak·ken
- samenstelling van vers en gebakken bn
stellend | |
---|---|
onverbogen | versgebakken |
verbogen | |
partitief | versgebakkens |
versgebakken [1]
- van voeding dat het een korte tijd geleden gebakken is; net uit de oven
- ▸ Een cafébaas uit Zwevegem in België is schuldig bevonden aan het plassen op versgebakken broden van zijn buurman, een bakker. Hij is veroordeeld tot een werkstraf van 75 uur.[2]
- ▸ Een wandeling door de fraaie omgeving van Usselo afsluiten met versgebakken oliebollen bij de Forelderij: het idee kwam van de deelnemers aan de dagbesteding. „Mooi dat ze wat bedenken om vooral in deze tijd iets voor elkaar te kunnen betekenen.”[3]
1. van voeding dat het een korte tijd geleden gebakken is
- Het woord versgebakken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Straf voor plassen op vers brood” (27-02-2013), NOS
- ↑ Weblink bron Bert Hellegers“Wandelen in combinatie met oliebollen van de dagbesteding in Usselo: ‘Vooral in deze tijd iets voor elkaar betekenen’” (29-12-2021), Tubantia