• ver·raad
enkelvoud meervoud
naamwoord verraad -
verkleinwoord - -

het verraado

  1. het schenden van trouw
    • Verrader! Jij zult boeten voor je verraad! 
    • Niet dat The Favourite zich iets aantrekt van de werkelijkheid, of hoe die werkelijkheid er in films over die periode doorgaans uitziet. Dat komt door het smeuïge scenario van Deborah Davis en Tony McNamara, vol seks en jaloezie, verraad en vulgariteiten. Het woord ‘kutwijf’ valt verrassend vaak. [1] 
vervoeging van
verraden

verraad

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verraden
    • Ik verraad. 
  2. gebiedende wijs van verraden
    • Verraad! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verraden
    • Verraad je? 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]